Afscheid

Thérèse zal hier niet meer schrijven.
Op mij rust de taak om hier wat te schrijven.
Vanochtend hebben we afscheid genomen van haar lichaam.
Haar persoonlijkheid leeft voort. Voor sommigen zal zij een vage herinnering blijven. Voor mij blijft zij mijn wederhelft.
De ongelooflijk vele reactie op internet en de tientallen brieven en kaarten die wij hebben ontvangen blijven misschien nog enige tijd onbeantwoord. Maar laat ik alle schrijvers verzekeren dat het haar heel goed heeft gedaan en mij nog steeds troost.

Ik houd deze pagina nog zo lang mogelijk “in de lucht” zodat ook nieuwe bezoekers kunnen genieten van haar bijzondere kijk op het leven en de wereld waarin zij geleefd heeft.
therese de vries 2
Hans Christiaan de Vries

Het varkentje Sorry

Er was eens een varkentje,  maar geen gewoon varkentje, hoor. Hij was het mooiste beessie van heel het dorp.  Hij had al heel wat prijzen gewonnen en er kwamen er vast nog veel meer, bij zo’n knapperd als hij is.

Boer Piet en zijn vrouw Martha zijn dan ook heel trots op hem.  Nu zullen jullie misschien denken, dat de andere dorpelingen wel jaloers zouden zijn, want hun honden, poezen, en kippen mochten er toch ook wel zijn? Natuurlijk mochten die er zijn, maar ja, tegen dit varkentje konden zij nu eenmaal niet op.

Het beessie vond dit zelf ook nogal vervelend en zei steeds maar: “Sorry, sorry hoor”. Op een dag zette de boerin haar passpiegel  buiten om die eens goed schoon te maken. Varkentje Sorry ging er eens naar kijken en plots zag hij zichzelf van boven naar beneden.

“Tjonge”zei hij, deze kant is wel mooi, ja. Maar de andere kant zal niet veel soeps zijn…” en hij draaide zich om. Hij zuchtte ervan: “Deze kant ook al, verdorie”. En alle kanten waren zo prachtig, tot zijn stomme verbazing, vooral zijn bipsje met een lieftallig krulstaartje. Intussen zette boerin Martha, die nogal eens verstrooid was, de kraan wijd open; het stroomde en stroomde tot de grond van Sorry één grote modderpoel was geworden en varkentje Sorry ging daar eens heerlijk in liggen rollen. Dat had hij nooit meegemaakt en wat was dat lekker. De dieren die er dichtbij woonden, hoorden het water en het gespetter en al gauw kwamen alle dieren kijken wat er aan de hand was. Wat zagen zij? Iets ronds en zwarts, iets heel lelijks en vies ook nog. “Knorr, knorr, sorry… maar het is toch lekker. Nu zijn jullie de allermooisten! Allemaal samen”.

Dat vonden de deren heel leuk natuurlijk. Maar daar kwam de boer al aangelopen: zijn trots onherkenbaar vies en vuil! “Dat varkentje zullen we eens gauw wassen”zei hij en watsj, hij gooide er flink wat emmers water overheen, net to lang tot er weer een vrolijk schoon varkentje te voorschijn kwam. “Sorry sorry boer Piet”knorde hij. “Welnee, zei de boer, voortaan krijg jij iedere week een lekker modderbad en dan maar geen prijzen meer. Nou, eind goed, al goed, dat kan je rustig stellen, me dunkt.

foto’s: Martijn de V.

Een geweldige vondst

Het afgelopen weekend kregen wij bezoek: uit Gorinchem zoon Aron en zijn vrouw Linda, de( klein)kinderen Mare en Rein en uit Hoorn zoon Martijn.  De boel was compleet dus. Het was tevens  in ons dorp de intocht van Sinterklaas en hoewel er geen gelovigen meer onder ons zijn, vond iedereen dat toch heel leuk. Temeer daar hij twee keer door de Hoofdstraat komt, één keer gaat hij naar rechts  en na een tijd komt hij weer terug. Bijzonder hè? Zaterdagavond zette men de schoenen klaar, wij zongen de bekende liederen, heel zuiver maar ook veelstemmig vals. Enfin, de Sint heeft het ons niet kwalijk genomen want ’s ochtends had iedereen wel muizen en ander snoepgoed in zijn of haar schoen.

En dan de optocht, alles gezellig ouderwets, alsof hier geen protesten zijn doorgedrongen. De Pieten pikzwarte gezichten. Het enige nieuwe –nou ja, van de laatste twee of drie jaar- is de vrouwelijke versie, Pieten met leuke jurkjes en lang haar. Er is ook geen wanklank gevallen of iets naars gebeurd, nee, vrolijkheid troef. Mare stond buiten met haar mooie blonde haren los en menige Piet zag ik kijken. Zij werd ook royaal bedeeld met pepernoten, hartjes en schuimpjes, tot haar grote plezier.

Maar wat is nu die schat, zult u denken? Wacht maar, ik leg het uit. Al heel lang waren wij een deel van de Lego en de Play Mobiel van vroeger kwijt. Tot afgelopen zondag dus. Op een verborgen hoekje van een van de zoldertjes in onze school vonden Rein en zijn papa een heleboel van dat spul terug. En niet alleen dat maar ook veel andere dingen van vroeger: prijzen en medailles voor het badminton, ladingen autootjes, een kasteel (ook Play .Mobiel.) zonder gebruiksaanwijzing, riddertjes en nog van alles wat. “Zullen we nóg een keer gaan, Oma?” vroeg Rein. Zo gezegd, zo gedaan. Binnen de kortste keren lag alles vol. Er was meer opwinding dan de Sint ons kon brengen, de tafels lagen vol met spullen uit een ver verleden. Het leek wel een beetje op de schat van de Graaf van Monte Christo of van Scharlaken Rackham. Ik was ook heel verrast, want ik had de moed om het nog terug te vinden al lang opgegeven. En dan opeens … haha, dat was nog eens een vondst, zeg!

 Dank je voor de bijdrage aan foto’s. Martijn.

Moeders de Gans

  

Dit keer fotografeerde ik op mijn wandeling geen poezen en geen honden, geen zwanen, meerkoeten of eenden, maar… een piepklein gansje. Twee meisjes waren druk met hem in de weer. Ze vertelden dat hij/zij alleen achtergebleven was en dat ze het beestje maar onder hun hoede hadden genomen. Zo leuk; ieder keer dat zij een stukje verder gingen, rende hij hard achter aan hen aan, wapperend met zijn kleine dikke vleugeltjes. Zij hadden zelf geen grasveld en lieten hem daarom op het grote veld  uit om wat gras enzo te knabbelen. Zij vertelden dat zij een babybadje voor hem gekocht hadden en een trapje gemaakt hadden en zeiden dat zij zich samen een soort Moeder de Gans voelden. Wat ontzettend leuk, hè?  Ik heb wat foto’s gemaakt, één van een meisje mét gans en één van het beestje alleen, al pikkend en scharrelend. Hij lette goed op zijn moedertjes en die pakten hem snel weer op als er honden aan kwamen. ‘want je weet het maar nooit, hè?”  Wat een bof voor dit domme gansje dat twee lieve meisjes hem onder hun hoede hebben genomen en dat het hem maar goed moge gaan als hij een grote gans zal zijn geworden.

(Ik heb ook een filmpje, maar het lukt mij niet om die op mijn weblog te zetten. Wel staat het op Facebook)

De paarden er vandoor

Weet u nog dat ik vaak op mijn wandelingen langs een weitje kom waarin een paartje paarden staat?  Ik heb er wel eens over geschreven. Ze stonden gezellig met z’n tweetjes.  Ik heb ze al vaker eens gefotografeerd en was ook al begonnen tekeningen van ze te maken. Nu stak ik een paar dagen geleden de Hoofdstraat over om even naar de brievenbus te gaan en ik was al aan de overkant toen ik twee paarden aan zag komen, een witte en een bruine. Jawel, dat waren ze. In een drafje gingen ze over het fietspad, de grote voorop en het bruine dikkerdje er achteraan. Misschien ontsnapt over het ijs? Overal werden auto’s aan de kant gezet, want het is natuurlijk reuze gevaarlijk. En ik? Ik wist hun weitje wel, maar geen telefoonnummer van de eigenaar. Bovendien zou ik niet weten hoe ze te vangen. Lasso werpen, nee, dat heb ik nooit geleerd. Intussen draafden zij genoeglijk verder, eens een dagje erop uit saampjes, ja gezellig!

.

Nou ja, niemand wist wat te doen eigenlijk en zij verdwenen uit zicht. De volgende dag speurde ik in de krant, maar ik zag niks staan over een ongeluk of over paarden ver van huis. Maar het hield mij toch bezig en ik besloot eens langs hun weitje te wandelen om te kijken of ze al weer thuis waren. Maar tot mijn schrik waren ze er niet, geen van beiden. Weg, mijn leuke paardenmodellen!  Gelukkig heb ik de foto’s nog. Ik kan nog wel even vooruit dus, maar toch vraag ik mij ongerust af waar ze nu zijn. Zouden ze al in België zijn aangeland of misschien al in Frankrijk?? Of zouden ze naar het Noorden zijn gegaan, naar de Noorse fjorden misschien?  Ik ben benieuwd of ik nog wat hoor …

De geheime boodschappen

‘ HALLO ALLEMAAL’ …  enzovoort , daar ben ik weer eens. Nog springlevend en vandaag in een zeer goede bui. Het was mooi weer en ik besloot mijn wandeling te combineren met een bezoekje aan ons winkelcentrum. Dat was lang geleden. Ik had niet speciaal iets nodig en dat is het leukste winkelen, vind ik. Van de opruiming of uitverkoop was niet veel meer te merken, maar dat kwam goed uit, want ik heb een bloedhekel aan dingen passen. Dus gezellig zo maar wat rondkijken. Eten voor de avond hadden we al, dus dat hoefde ook niet.  Waarvoor kom ik dan eigenlijk, zo vroeg ik mij plotseling af. Intussen was ik aangekomen bij de tassen- en kofferwinkel helemaal achteraan. Dat is een prachtige winkel met veel echt leren tassen. O en daar hou ik zo van. Vindt u het gek? Ik ben een dochter van een ‘lederfabrikant’.  Zo moest ik dat vroeger invullen op school. Ach kom, dacht ik, ik ga gewoon eens binnen kijken. Ik zocht namelijk een tas waar een schetsblok in paste en verf en penselen en een pot water voor in Artis, begrijpt u wel? En laten ze nu verschillende van die tassen hebben… de juffrouw die toch niks anders te doen had, liet ze mij allemaal zien. Mooie tassen, hoor,maar dúúr…………….. tja, wat doe je dan?

Ik DEED het!!!!!  “ En daar liep ik opeens met een poepsjieke tas, mensen.  Ik kreeg de neiging om te gaan zingen, zo:  “Hallo allemaal, wat fijn dat je er bent …”  en ongemerkt was ik al bij de boekhandel, ja,  die sla ik nooit over. Ik zag daar twee boeken die ik graag zou lezen en plotseling besloot ik ze ALLEBEI te nemen. Men deed er een papiertje omheen en ik stopte ze in de nieuwe tas. Ook heel handig voor boodschappen, dacht ik tevreden. Maar … en nu komt pas de clou. “Hoe vertel ik het Kwaster?” Niet dat hij moeilijk zal doen maar dit is hij niet van mij gewend. Thuisgekomen probeerde ik niet al te lacherig te kijken en zette mijn boodschappen naast de bank. “Hoe is-‘t-ie?” vroeg Kwaster. “O heel goed, mooi weer enzo” antwoordde ik. Kwaster vroeg niet verder en dus zei ik na het eten –een kwartier vóór DWDD, in de veronderstelling dat hij niks gemerkt had:  “Hans, ik moet je wat vertellen”. En ik ging aan het vertellen en opeens barstte hij in lachen uit en riep: “Ik zag het aan je gezicht, je lachte zo geheimzinnigj, anders dan anders…” en toen schaterden wij allebei. Ja, ik moet er nog steeds wel om lachen, want bij zulke dingen een pokerface opzetten, is niet mijn sterkste zijde. Hihihi…

morgen maak ik een nieuwe foto bij daglicht. Deze is te grijs.

Heerlijk lawaai

Daar zijn ze dan, de timmerlui. Boem boem, zaag zaag, BRRRRRRRR gaat de boor, raam eruit, kou erin, stof overal, kortom er wordt hard gewerkt. Na anderhalf jaar wachten kregen wij er een hard hoofd in. Wij informeerden geregeld en dan kwamen er beloftes, maar die gingen weer niet door, omdat er iets tussenkwam. Maar nu eindelijk: hiep hiep hiep! Boeli schrikt wel iedere ochtend op en vlucht naar een ander lokaal, totdat hij ook daar gestoord wordt. Maar tegen vieren keert de rust weer. Totdat de volgende ochtend al om half acht het lawaai weer met volle kracht losbarst. Wij kunnen ons niet goed ergens op concentreren en verheugen ons op volgende week. Dan gaan ze in de werkplaats de nieuwe ramen maken en hebben wij een weekje rust. Maar wij blijven blij, túúúúrlijk!  Wij kennen nu de tijden waarop zij graag koffie hebben, zowel ’s ochtends als ’s middags. Zij hoeven maar te kikken en wij doen het verlangde. Er zijn namelijk te weinig timmermannen, hebben wij van welingelichte bronnen vernomen. En wij hebben er nu zelfs twee en daar moet je zuinig op zijn en dat zijn we.

Ze hebben mij zelfs een plezier gedaan door gewillig op de foto te gaan. U kunt wel zien wie de rust zelve is en wie de geinponem van de twee, denk ik.  We houden goede moed en hopen dat de boel nog klaarkomt voor de winter invalt, want de schilder moet de nieuw getimmerde stukken en de verse ramen nog schilderen.

Ter geruststelling

Omdat vrijwel  iedereen zich ongerust maakte over ons mogelijke slaaptekort door die enorme feestverlichting aan de overkant, zal ik even wat nadere toelichting geven. Wij hebben in onze slaapkamer een soort luxaflex en tot onze opluchting houdt die genoeg licht tegen om te kunnen slapen. Wel zitten wij –en daar moest ik toch zo om lachen en nóg eigenlijk – tot het einde van het jaar in een huiskamer, die overdadig geïllumineerd is, terwijl Sinterklaas nog niet eens gearriveerd is. Ik heb speciaal een foto gemaakt om u een indruk te geven.
Is er hier verder nog wat gebeurd? O ja, volop. Men is dagen aan het graven geweest; niemand wist waarom of waarnaar maar nu onlangs bleek dat het iets met de waterleiding was. Dat concludeerde Kwaster (Hans) toen hij een kraan opendraaide en er behalve wat stoterig water ook “plof plof plofplof” uitkwam. Vreemd hè dat niemand je daarvan op de hoogte houdt? De boel is nu weer dicht: de mensen en apparaten zijn verdwenen. Er staan alleen nog wat paaltjes e.d. Dus er zal nog iets op het programma staan.
Verder, vandaag met name, stond de timmerman, weer tot onze stomme verbazing maar ook blijde verrassing voor de deur. Hij heeft wat platen neergelegd en komt morgen het een en ander echt doen. U begrijpt misschien niet waarom wij zo verbaasd zijn, maar dat komt omdat hij eigenlijk vorig jaar zomer zou komen, gelijk mét of direct na de schilder. Dus ja, wat zal ik u zeggen?  Na maanden van wanhoop komt er’ licht’ (hihihi) in  timmermans duisternis.  O wat zijn wij heden blij, trala la lala…*Th. neuriet verheugd verder*

 

Goeie hemel…

Gisterochtend werden we al vroeg wakker van een geheimzinnig gepiep.  “Hans” zei ik, altijd in de veronderstelling dat echtgenoot het wel zal weten, “wat piept daar toch zo akelig?” En… hij wist het inderdaad, want hij was al gaan kijken buiten. “Dat is zo’n ding wat omhoog en omlaag gaat en ze brengen een kerstverlichting aan…”  Ik zuchtte eens en sliep weer door. “Wat vroeg” mompelde ik nog, het in het midden latend of het vroeg in het jaar was of vroeg voor deze ochtend. Nu hebben we ieder jaar kerstverlichting in de etalage aan de overkant, dus ik verbaasde mij nergens over.

Wat later stond ik op en keek naar buiten. “Huh, wat krijgen we nu??” vroeg ik mij vol verbazing af. Ze waren bezig de hele gevel vol te hangen met lichtjes; het begon zelfs een beetje op de Bijenkorf te lijken, hier in ons eigen dorp. Vol verbazing ging ik naar beneden en daar kon ik het nog beter zien. Het begon zelfs al een beetje op die film te lijken, de Christmas Vacation van de Griswolds, die kent u wel hè? Wij keken vroeger altijd.  “Hans, ik moet toch wel een beetje lachen, hoor. Wat een feestverlichting! Geweldig! Daar mogen wij twee maanden van genieten.  Wat leuk! We hoeven zelf niks meer aan versiering te doen,uh … alleen de Kerststal plaatsen, datheb ik aan Rie beloofd, dus dat doe ik.”.  Ik maakte een foto en verder wachtten wij het donker af voor een betere .

“O o wat een verlichting, “prachtig, schitterend, wat een uitzicht. Hoe vind je dat, Hans?”  zei ik. “Nou lieverd, als die lampjes vanavond niet uitgaan, kunnen wij onze lol wel op, met die bovenramen van ons” antwoordde Hans.  “Nee, tegen twaalven gaan ze uit natuurlijk” zei ik opgewekt en ik lachte nog maar eens in mij zelf. “O wat mooi, zo iets heb ik nog nooit meegemaakt”.  Het werd avond en later en later. “Dadelijk gaan ze heus wel uit, hoor; ze kunnen toch zeker niet de hele nacht branden…” mompelde ik, al een beetje minder zeker van mijzelf. Het werd twaalf uur, iets over twaalf, half één  –Hans was inmiddels naar bed gegaan- en de duizenden lampjes bleven branden. Hans had natuurlijk helemaal gelijk. Zouden de verlichte rendieren met slee,  de sneeuwmannen, de Kerstbomen en sterren en wat ‘dies meer zij’ dan állemaal ALTIJD maar blijven branden? Als wij naar bed zijn dus ook?  Ik wist het niet. Ik had nooit tegenover een buitenslee met rendieren gewoond. Ik dacht dat men de boel netjes uitdeed voor het naar bed gaan. Ik ben er helemaal confuus van, mensen. Wat zou dat wel niet kosten en hoe moet het met het milieu?? Als heel veel mensen dat zomaar doen dan, hè? Goeie hemel…”

Hoera…honderd !

Het is toch niet te geloven, mensen, maar het is mij gelukt en nog wel binnen de plande tijdspanne. Honderd etsen heb ik dit jaar gemaakt, winkelende mensen, spelende kinderen, honden en poezen en heel veel van wat ik allemaal in Artis zag. Niet alleen de dieren, maar ook allerlei toeschouwers, leuke kinderen, opa’s en oma’s  met kleinkinderen, heel oude mensen, tieners, Artis medewerkers al of niet in een soort van treintje, nou ja, dat soort dingen ook. Zelfs de dieren die er eigenlijk niet horen, heb ik geëtst zoals daar zijn de reigers en de aalscholvers, duiven en musjes.

Ik heb nog lang niet alles vastgelegd, de bloemen in het voorjaar bijvoorbeeld, maar die moeten in kleur. Die ga ik misschien schilderen; ik heb met dat doel veel foto’s gemaakt. En ‘de eetbare tuin’, groenten en eetbare bloemen door elkaar heen voor de dieren, daar moet ik ook nog veel aan doen.

Maar goed, een mens kan beter te veel dan te weinig plannen hebben. Mijn laatste etsen zet ik vooraan: het Kerbert terras met drie leeuwen en de bulldog Kay (een lieverd) van de buren aan de overkant.