Hoe laat begint de Lente?

Nu had ik na het laatstgeschreven blog over mijn leven, deel 5 , zo’n verschrikkelijke zin om zomaar wat over koetjes en kalfjes te schrijven , maar toen gebeurde dat vreselijke ongeluk. U weet wel met prins Friso en heel de wereld stond bol van de berichten over het tragisch ongeluk en dan kan ik toch niet zomaar iets vrolijks gaan schrijven? Het zou gewoon onfatsoenlijk zijn in mijn optiek. “Mam, wel zielig voor die prins, hè?”, zei jongste zoon, toen hij zaterdag bij ons binnenkwam. Dat vond ik mooi gezegd. Want dat omvat eigenlijk alles.

Na deze berichtgeving durf ik wel mijn koetjes en kalfjes van stal te halen. Ook denk ik aan schapen en lammetjes. Die zie je hier in deze streek altijd volop, maar buiten heb ik ze nog niet gezien. Ik begin namelijk nu wel heel erg naar het voorjaar te verlangen en waarom ook niet?  Ja toch? De winterpret hebben we gehad, hier dan, bedoel ik. In Lech liep het wat anders, sorry. Dus op naar de Lente. Ieder kleurig sprietje kijk ik met mijn camera de grond uit, ha joepie krokussen, de narcissen staan in de knop en ik heb zelfs al tulpjes gezien in de tuin van de kerk naast ons.

Ook zijn Kwaster en ik al een beetje aan het kijken waar wij heen willen dit jaar. Wij zagen een advertentie van een goedkoop huisje op Sardinië, waarin vermeld stond “bijplaatsen kinderbedje zoveel euro, ….kleine huisdieren zoveel…” waarop Kwaster opperde dat ik dan wel een klein hondje erbij kon nemen voor 14 dagen.Maar Sardinië is wel ver weg.

Veel verder dan Aix bijvoorbeeld, Aix-en-Provençe  bedoel ik, alwaar wij ons tentje zouden kunnen opzetten met uitzicht op de Mont Saint Victoire, die prachtige berg, die Paul Cesanne zo met liefde (en olieverf)  heeft geschilderd. Zou toch geweldig zijn om ’s ochtends je tent uit te kruipen en dan meteen die berg te zien? Als dat geen inspiratie oplevert, dan weet ik het niet.  Maar oké, Kwaster gaat niet graag over één nacht ijs en hij vindt het leuk wat te speuren. Ergens in Mei wilden we gaan; dus we hebben nog wel even tijd. Intussen kan wat mij mij betreft, de Lente zo gauw mogelijk beginnen en hoe weelderiger, hoe beter. Dat wordt genieten. O zo !

Advertentie

Het leven (5)

Na dus jaren in die best gezellige nieuwbouwwijk  gewoond te hebben, groeiden wij allen wat uit elkaar. De kinderen waren geen bindende factor meer, want zij waren grote kinderen geworden  en gingen allen iets verschillends doen, studeren of werken en soms elders wonen. Ook wij , de moeders hadden al veel eerder een heel verschillende  belangstellingswereld  gekregen. Nou ja, het ging zoals het overal vaak ging, maar omdat wij toen –in het begin- allemaal in min of meer dezelfde omstandigheden zaten –in hetzelfde polderschuitje, zeg maar- , viel dat meer op.  Hans en ik hielden ons inmiddels allebei weer met kunst bezig en onze jongens gingen studeren, de oudste geschiedenis en de jongste biologie. Wij hadden inmiddels een gezamenlijk atelier in een oude school in Bovenkarspel en toen na een aantal jaren de kans kwam om daar ook te gaan wonen, deden wij dat.

Bij die pijl is mijn atelier

Wij begonnen a.h.w. een gloedvol  nieuw leven. Hans ging uit het onderwijs en ik was niet meer de moeder die er altijd was. Wij kwamen terecht in een heel gezellige maar ook gedreven modeltekenclub in de Dromedaris, waar het na hard werken ook gezellig nakletsen was. Er kwamen veel feesten en zoals gezegd verhuisden wij, met hulp van vrienden, naar die school. Onze jongens, die nog heen en weer naar Amsterdam reisden voor hun studie, kregen ook een lokaal. Ons eigen woongedeelte was nog heel primitief in het begin. Een zeiltje op de grond in een hoekje van het lokaal met een tafeltje, een waterketel en een teiltje was ‘onze keuken’. Boven, in de keuken van de jongens kookten wij. Het leek wel of je terug ging in de tijd met improvisaties, die wij vroeger maakten op al die kamers die wij in de loop van de tijd bewoond hebben. MAAR tegelijk hadden wij grote knullen die al dat gedoe van hun ouders maar zozo vonden. Zij waren midden in hun studie en dan gebeurt zo iets. Zij moesten maar zien om te gaan met de mensen die daar ook hun atelier hadden, want die kwamen zij op de gangen tegen. En zij ontmoetten de mensen van Bokaal (BOvenKArspels Allerlei), het dorpsblad, waar vrijwilligers, jong maar vooral heel oud, langs voor en langs achter het gebouw binnenkwamen om dat blad in elkaar te nieten. Voor ons (Hans en mij) was dat allemaal al heel gewoon, maar die knullen wisten niet wat hun overkwam natuurlijk. Wij maakten ook de gangen mooi, zodat daar exposities konden plaatsvinden, van allerlei  kunstenaars. Vooral de openingen waren erg gezellig. Veel leden van de vereniging ondernamen de reis naar ons dorp, de recensente van het Noord Hollands Dagblad was ons welgezind en schreef bijna altijd een recensie. Bij de openingen was er vaak live muziek, nogal eens een pianist –onze piano hadden wij achterin de gang gezet- mensen op trekzakken en één keer zelfs een hele band. Leuk hoor.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

EN…..ik kreeg een eigen atelier. Dat was een ongekende luxe. Ik schilderde en schilderde alsof ik jaren in te halen had……en dat was ook eigenlijk zo. Wij exposeerden apart, maar ook met de andere ateliermensen. Veel ging gezamenlijk en het is dan ook een heel fijne tijd geweest. Met natuurlijk niet alleen ups maar ook downs. Maar voorlopig laat ik dat maar zitten. Ik denk liever terug aan de mooie dingen. Onze jongens studeerden ondanks alle stoornissen toch keurig af. Wij hebben dus twee doctorandussen, hee…wat zegt u daarvan? En ik heb toch mooie tentoonstellingen gehad, in de Boterhal in Hoorn bijvoorbeeld. En in het hele land. En in Praag. Zelfs in Taiwan, maar daarover vertel ik nog wel eens.

Deel 6, de kleinkinderen volgt nog, maar eigenlijk vertel ik daar zo af en toe al over. Dus, beste lezers, heel misschien wordt dit nog vervolgd, maar misschien ook niet. Ik zal wel kijken, want dit laatste deel ging ook wat moeizaam. En ik krijg trouwens ook weer zin om gewoon over koetjes en kalfjes te schrijven en over jonge eendenkuikens en het voorjaar en dat ik weer ZIN heb om te schilderen enzo, want dat is er momenteel niet erg bij en dat is toch jammer eigenlijk. Nou, ik zie wel. Heeft u nog vragen, stel ze maar of verzoeknummers, kom maar op.

(wordt heel misschien, maar zeer onwaarschijnlijk, vervolgd)

Het leven (4) …

…en opvoeden, opgevoed worden en bemoeien enz. Dit is de ondertitel of subtitel, onthouden. 

Aron op schoot, in verwachting van Martijn.

Amsterdam dus. De stad waar ik altijd zo graag had willen wonen en het gebeurde……..JOE HOE !!!! Ik genoot volop, ik kon zomaar naar de Bijenkorf, naar de Kalverstraat, naar de bioscoop –films te kust en te keur- al hadden wij maar weinig geld daarvoor, maar dat hinderde niet, want het liefste wat ik deed was gewoon A’dam ontdekken en dát deed ik te voet, soms met de tram en later met een vouwfietsje. Alleen de naam  ‘Snoekjesgracht’ kon mij al ontroeren. Ik kwam vaak op het Waterlooplein, -het echte, dat was er toen nog- om dingen op de kop te tikken voor het huishouden én voor het leuk. De academie had ik inmiddels verlaten en ik ging werken op een kantoor.  Echtgenoot Hans ging nog wel door met zijn studie.  Zelfs op dat kantoor had ik een leuke tijd.  Aanvankelijk kon ik niks, had totaal geen sjoege van typen bijvoorbeeld en waarom ze mij aangenomen hebben bij dat uitzendbureau en mij ook nog durfden te sturen naar een kantoor in NOOD, is mij altijd een raadsel geweest. Maar men had geduld daar..tenminste sommigen.  Enfin, ik leerde het en weldra was men zowaar blij met mij. Dat bleek wel als ik een dagje vrij genomen had en weer ten kantore verscheen. “Ha, u bent er weer; we maakten ons al ongerust”, zeiden ze en keken met één oog naar de grote stapel papieren, die in één dag op mijn bureau gegroeid was. Maar …..één wens werd al maar groter: het krijgen van een kind. En hoewel wij financieel vooralsnog weinig vaste grond onder de voeten hadden, waagden wij het erop. En ik raakte in ‘blijde’ verwachting en wij kregen een prachtig kind, een zoon, Aron.  
En omdat hij een vrolijk kind was, vonden wij dat een broertje of zusje erbij wel héél gezellig zou zijn.  En
dat gebeurde. Het werd een broertje, Martijn. Ook verhuisden wij in die tijd naar Hoogkarspel in Westfriesland omdat de buurt waar wij woonden ontvolkte, wat jonge gezinnen betrof en het werd er ook minder veilig. Er werd zelfs geschoten…….  Enfin, onze kinderen konden in zo’n nieuwbouwwijk in een dorp ideaal opgroeien. Er waren overal vriendjes en vriendinnetjes, men ging samen naar school, er was een grote speelplaats en iedereen kwam bij iedereen over de vloer. Zo ook de vrouwen. Onze mannen waren naar hun werk, meestal in A’dam nog.  Hans gaf intussen tekenles op een school in A’dam Noord en forensde net als zovelen heen en weer. Dat was natuurlijk minder leuk, maar ja, er stond zo veel tegenover. Kortom* wij hadden daar een fijne tijd, onze kinderen gingen naar een vooruitstrevende basisschool –het was het antiautoritaire tijdperk, weet u nog?- en daarna naar het VWO. Ik zelf was inmiddels weer wat gaan tekenen en schilderen en gaandeweg kreeg ik meer exposities en ik vond het fijn dat ik eindelijk een soort ‘vak’ had…….
  (Wordt vervolgd:  5 Verhuizen/studeren en kunstenaarschap  6 Kleinkinderen. ) 
 
*Ik ga heel erg snel door deze periode –ik weet het- maar het moet wel zo. Het is óf zo kort óf een dik boek erover schrijven.

In afwachting van Sinterklaas

Het leven ……(3)

…….of over opgevoed worden, opvoeden en zo verder.

symbolische afbeelding

En ergens in deze periode werd ik definitief aan de haak geslagen door mijn medestudent Hans. De vrienden op de academie in Den Bosch leefden innig met ons mee, toen wij op een zekere dag ons verloofden, met gouden ringen en al. Waar wij het geld vandaan haalden, weet ik nu niet meer. En toen wij daarna in Amsterdam terecht kwamen voor een vervolgstudie aan de Rijksacademie en wij maar geen kamer vonden, hoopten wij dit probleem wat te versoepelen door te trouwen.  ‘Een zeer burgerlijk iets’, meenden wij in die tijd van Provo, ‘happenings bij het Lieverdje enz.  maar ja, wij hielden van elkaar en als men ons dan serieus nam mét een boterbriefje, nou dan deden wij dat toch? Het was een tijd van ‘schipperen’.

Ook zwaar symbolisch

Wij wilden zelf dit toch enigszins genante gebeuren zo eenvoudig mogelijk laten verlopen. Maar wij hadden de beide families onderschat. Een van mijn toekomstige schoonzusjes begon een prachtige witte bruidsjurk voor mij te naaien, waarvan de stof geleverd werd door een Oom van Hans, die in dat vak zat, een a.s. zwager had een grote auto die hij zou gebruiken als bruidsauto, het kleine kapelletje wat wij in gedachten hadden om de ouders te plezieren –ongelovig als wijzelf inmiddels waren- werd de grote parochiekerk en zo ging dat maar door. Mijn vader, die nu het licht echt op groen zag staan, zag zijn kans schoon en organiseerde een receptie en daarna een deftig diner. Er werden kaarten gedrukt, waarin ‘de wederzijdse ouders …….’ zo iets. Hans, mijn aanstaande zal ik maar zeggen, kwam uit een groot gezin met 11 kinderen. En zo kwam het dat wij bedolven werden onder de cadeaus. Veel meer dan wij in eerste instantie kwijt konden in onze kleine woonruimte, die wij inmiddels gevonden hadden.  Serviezen, glazen, pannen, stapels handdoeken, lakens, een strijkplank met strijkbout, bonbonnières, schalen en nog heel veel meer. Veel te omvangrijk om in onze enige kledingkast kwijt te kunnen, maar verschrikkelijk lief van de familie en de vrienden natuurlijk. Van mijn ouders kregen wij een heerlijk cadeau: een huwelijksreis. Wij mochten hun auto gebruiken en hun vouwwagen om te kamperen. Ha, dat was nog eens wat. Wij reden na het feest spoorslags naar de Provençe, het land van Vincent van Gogh en al die schilderachtige landschappen en dorpjes. Vincent vonden wij toen al ouderwets, maar Frankrijk was nog steeds erg IN en daar moest je als toekomstig kunstenaar  wel geweest zijn. Het was een prachtige reis, op de terugweg gingen we nog even Parijs bezoeken en zo konden wij vol inspiratie aan ons leven in Amsterdam beginnen. 

Waar blijft nu het opvoeden en het opgevoed worden en het beperken van iemands vrijheid, zult u misschien zeggen. Ik was het zelf ook al weer een beetje vergeten, maar dat was wel mijn uitgangspunt. Nou…..eigenlijk werden wij, hoe lief bedoeld ook, wel degelijk opgevoed in HOE HET HOORDE volgens die anderen dan. Hoe wij het zelf wilden, dat werd beetje bij beetje  van tafel geschoven, verdween zelfs totaal naar de achtergrond, wel komisch achteraf, maar tóch hè? Je wordt opgevoed waar je zelf bij staat………..o ja, onze moeders, die van Hans en die van mij, schaften zich ook nog heel grote hoeden aan, die als een wagenwiel op hun hoofd stonden. Zij zagen er prachtig uit, maar ik kende mijzelf in de spiegel al haast niet meer en nu waren zij ook al heel andere vrouwen geworden. Ik werd er de hele dag wat huiverig van…….

P.S. Ik denk dat de 4 beloofde afleveringen wat te krap bemeten zijn. Nou ja, we zien wel.

Het leven (2)……

Ja, die middelbare schooltijd, van één kant best wel leuk, beter dan de lagere school in ieder geval, van de andere kant gezien neemt men toch een tijd van leven van je af. Dat is niet misselijk, hoor!  Jajajajajajaja, wij mogen blij zijn dat wij überhaupt onderwijs krijgen, maar zo’n lolletje is het nu ook weer niet. Niet om op te scheppen, beste lezers, maar ik was op het gymnasium terechtgekomen. Wat dacht u van 14 uur (of zoiets) ouwe dooie talen, Latijn en Grieks? Wij leerden ook wat Frans, Duits en Engels, maar ook dat ging vaak over die ouwe Griekse of Romeinse knakkers.  En een pak huiswerk kreeg je mee naar huis……gewoon zielig. Ja, dat was het, heel erg zielig. En dan was men ook nog eens heel erg streng, hoor. Wat een ellende toch. En die opvoeding van huis uit en van school uit ging maar door, hè, jaar in, jaar uit.

De liefde, verliefdheid....

O ja, ik vergeet de vriendjes. Ook daar werd vreselijk op gelet. “Wat doet zijn vader?”, vroeg mijn papa dan altijd. Geen flauw idee natuurlijk en ik begreep ook niet waarvoor mijn vader zich interesseerde. Wat kon mij dat nu schelen wat iemands vader deed. Maar goed, die vriendjes. Het was spánnend, romantisch, heerlijk om verliefd te zijn, natúúrlijk. Maar wat ik toen niet doorhad, was dat je alweer een stukje vrijheid inleverde, want je was opeens ván iemand geworden. Bovendien werd je –alwéér- een beetje opgevoed door je vriendje. Je moest de spelregels van voetbal (of een andere sport) een beetje leren of net zo dol op zijn moeders kookkunst zijn als hijzelf was of ten alle tijden het botermesje hanteren. Dan speelde het toch een rol wat zijn vader deed en kon ik mijn pap hierover tenminste geruststellen. En zo ging de tijd verder.

En nog meer artistieke liefdes....

 Ik kwam op de kunstacademie, waar je eindelijk iets deed, wat je zinnig vond en geen tijdverspilling. Bovendien was het daar een losgeslagen bende, waar ik mij helemaal op mijn gemak voelde. Ik zat op kamers en dus was daar ook veel meer vrijheid. Nou ja….je had wel hospita’s, die de eis stelde, dat er na tienen geen herenbezoek meer mocht zijn of..nóg strenger helemaal geen herenbezoek. Gewone jongens, die bij ons op de academie zaten, vielen ook onder die benoeming: heren. Zo iets is nu helemaal niet meer voor te stellen, denk ik.

Weer genoeg voor vandaag? Jawel, hè, anders wordt het zo lang. (wordt vervolgd deel 3 Getrouwd en kinderen, deel 4 het Omawezen, zo ongeveer, dacht ik)

Het leven ofwel ……….

……….opgevoed worden, opvoeden en weer opgevoed worden. 

Ik ben in een levensfase –om maar met de spreekwoordelijke deur in huis te vallen- waarin ik zo af en toe meer een opvoeding krijg dan dat ik het zelf bij iemand doe.  Daarom dacht ik laatst het volgende.  Eigenlijk zit een mensenleven raar in elkaar. Eerst begin je als baby, moeiteloos word je een peuter (volgens jezelf dan, niet voor je moeder) en  vervolgens een kleuter. Je kunt je weinig of niks van die tijd herinneren, maar op veel foto’s zie je hoe heerlijk het moet zijn geweest. Iedereen was dol op je, ook een prachtige leuke herdershond. Ik heb het nu wel over mijzelf, maar voor veel anderen zal het (hopelijk?) ook zo zijn gegaan.  Je weet er zelf bijna niks meer van en tóch werd je toen al opgevoed. Eigenlijk mocht je meer niet dan wél, denk ik wel eens, maar op de een of andere manier was je toch heel gelukkig.

Dan komen de schooljaren, dan wordt het al een heel stuk minder leuk, want je móet zo veel, vooral leren uit boeken. Dingen leren door te doen, dat vond ik wél leuk. ‘Al doende leert men’, dat is mij op het lijf geschreven. Ook leren lezen, gewoon door véél te mógen lezen. Niet dat eindeloze geteut met een leesboek op de lagere school , waar je zo lang over deed in de klas en je wel vooruit moest lezen a.h.w. omdat ik niet zo lang kon wachten. Natuurlijk werd ik vaak betrapt en kreeg straf. En dan mijn moeder, die mij zag zitten lezen en zei: “O Th. jij zit toch te niksen, kan jij wel gauw……vul maar in, een boodschap doen of/en noem maar op. In ieder geval NIET lezen. Ik dwaal af. Nou ja, zo gaat het leven verder en men blijft aan je opvoeding werken. DUS je wilt graag gauw ook groot zijn en alles zelf kunnen bepalen, héél egoïstisch, maar ’t is een aantrekkelijke gedachte.

Dan komt de puberteit, een doorgaans verschrikkelijke periode, waarin je’ jou opvoeden’ helemaal spuugzat bent, waarin je met rust gelaten wilt worden door al die mensen, omdat je al genoeg met jezelf te stellen hebt. Overdag zie je er vrolijk uit, hoor. Je barst van de vriendinnen, je giechelt volop, je wordt uit de klas gesmeten, maar voelt je stoer en lekker opstandig en er komt een vriendje in zicht en meer vriendjes en ook dat is geweldig spannend. Al lig je ’s nachts stiekem te huilen omdat je dan opeens zeker weet, dat niemand van je houdt, zelfs je ouders niet….*snik snik* . U begrijpt wel dat ik een heftige puberteit had, nietwaar? Anderen ervaren het misschien heel anders. Daarover praatten wij nauwelijks met vriendinnen, als ik mij goed herinner. O jee, het wordt te lang………morgen ‘filosofeer’ ik verder, hopelijk. Ik was gebleven bij de vriendjes dus…wat doet die foto van dat boek daar, zult u denken? Dáár ben ik naar op weg, figuurlijk dan. Tussen haakjes een HEERLIJK boek, dat wel! (wordt vervolgd)

Een winters uitzicht

Oké, dan toch maar wat sneeuwfoto’s    Al is het maar voor Renesmurf, die vond dat álle sneeuw gefotografeerd moest worden. Hier komen er een aantalletje.  Alle genomen van binnen uit, dat leek mij beter. Het heeft wel wat, hoor, om al die mensen –ieder op hun eigen manier- door de sneeuw te zien ploeteren, per auto, per fiets maar dan lopend, per scoot-mobiel   of booster, gewoon lopend of met de slee of met de rollator. Enfin, een kleine greep uit mijn kersverse sneeuwplaatjes: hoe  Bovenkarspel zich niet laat kennen en jong en oud zich door de sneeuw ploegt…….wel een beetje jammer dat ik helemaal niet mee kan doen. Zelfs sneeuw schuiven hoeft niet; de wind heeft spontaan een pad geschoven naar onze voordeur. Zo zit er ook wel eens wat mee in deze ‘barre winter’.  (Zou er een Elfstedentocht komen, denkt u?)

Duetten

Wij praten nauwelijks meer met elkaar, er komen alleen vreemde benauwde gekke geluiden uit ons, verschrikkelijke hoestgeluiden namelijk.  Af en toe proberen wij dan toch iets te zeggen, met schorre stem, zo iets als: “Het doet hier zo zeer, hier over mijn hele borstbreedte… en ik …ben benauwd ervan ook…” waarop de ander zijn/haar hoestbui probeert te onderbreken om te zeggen, dat hij/zij exact hetzelfde heeft.  “Uh uh hoe wau oe oe uch u’huch” en “snuit snuit getver snotter snotter ; ik snotter meer dan jij, hè?” , waarop de ander dan zegt: “Misschien komt  dát bij mij morgen; laten we ook *uch kuch grrrr* maar een extra doos tissues meenemen”.  “En ….hats….jie, brrrrr wat van die hoestdrank, uch kuch…..”  Jammer dat ik geen bandrecorder heb eigenlijk. Dan zou ik u mooi onze kuch-,blaf-, bijna stik-snotter-  en hoestduetten kunnen laten horen. ’s Nachts gaat het trouwens ook zo; alleen praten wij dan bijna helemaal niet. Het héérst, zegt men. En denk je er vanaf te zijn, komt het gewoon weer terug.  Nou ja ‘gewoon’? Het is helemaal niet gewoon. Wat zou dat toch zijn? *snot snut hoest kuch…..

Zelfportret in erbarmelijke omstandigheden