“Hè tjonge, wat zitten we weer gezellig met z’n allen aan de waterkant. En als ik zo eens in ’t water kijk, mag ik er nog heel best zijn. Ik zie er vandaag extra mooi uit. En dat moet ook wel, want de broedtijd komt eraan.
Nu hoop ik maar dat ik ‘gevraagd’ word, ja niet door al die mannen –dát wordt mij te gek- maar door één speciale, eentje met de grootste kans op mooi nageslacht, want dat is bij ons heláás het enige dat telt. Verder heb je niet veel aan die mannen, van medebroedzorg schijnen zij nog nooit gehoord te hebben. Zelfs een beetje mee opletten is al te veel gevraagd. Om nog maar helemáál niet te spreken van af en toe eens een ‘Papadag’ Hoe ik dat weet? Nou… ik hoorde de mensen die hier boodschappen doen, erover praten. En ik zag allemaal vaders met kinderwagens en boodschappentassen. Die hebben dan vast hun papadag. Iets moois hoor! Maar de herenganzen hier trekken zich er geen donder van aan, dat wij al het werk doen. Het broeden an sich vind ik wel prettig. Een kwestie van enkele weken lekker rustig zitten, een beetje mijmeren en het komt wel goed. Maar als de kleintjes er zijn, dan wordt het druk, begrijpt u? Let maar eens op het hele stel. Vaste prik dat er eentje een andere kant uitgaat en een ander blijft juist achter en..nou ja, het is nog niet zo ver. Weet je wat? Ik ga eens lekker wat verderop zitten en zo vast wat oefenen, op dat broeden, hè. Ja, je verleert het niet, hoor! Maar het voelt zo goed, een beetje schudden met de bips, nog wat verder wiebelen en HOEPS daar zit ik. De a.s. Moeder de Gans, gak gak. Mmmm… voelt lekker zo.
Update: Deze gans schijnt een eend te zijn en dan nog wel een muskuseend. Maar trekt u er maar niets van aan. Het verhaal blijft gewoon hetzelfde.