Zeg Kwaster, zeg eens, wat voor kleur vind je leuk voor Paashazen? Ik ga er eentje maken voor Mare en eentje voor Rein. Mét een heel klein truitje erbij … Kijk en ik heb nog meer kleuren…” Kwaster kijkt en zegt: “In mijn beleving zijn Paashazen altijd donkerbruin…” Ik kijk hem aan of hij het meent en zeg: “Aha je moet denken aan chocolade eieren of aan een paashaas als je het gekleurde papiertje eraf gehaald hebt? “ Kwaster denkt en zegt dan: “Nee, zo stonden ze vroeger in de boeken…” Ik zucht eens en zeg: “Ja, daar heb ik niks mee te maken, joh. Die Zweedse jongens (Arne en Carlos) maken ze in het roze, in het wit, grijs, beige, roodachtig bruin o ja en ook chocolade bruin. Mare zal wel roze willen… maar ik kan toch een roze truitje erbij maken… “ “Doe maar grijs dan”, zegt Kwaster. Ik kijk eens goed en zeg: “Grijs hè? Een beetje saai misschien wel? Wat vind je van dit lichtbruin?” en schiet in de lach. Ik herinner mij opeens een ander gesprek over kleurkeuzes, Toen zei Kwaster: “Ik weet niet waarom je het eigenlijk aan mij vraagt. Ik zeg dan bijvoorbeeld ‘blauw’ en wat doe jij? Je neemt dan rood, zeg maar”. En ja, dit was weer zo’n gesprek… hij heeft gelijk. En toch heb ik het nodig, werkoverleg zeg maar.
Maandelijks archief: januari 2014
Moppermoppermopper (2)
Na een bezoek aan de PC Hooftstraat, waarover misschien een andere keer, kregen wij trek. Wij dachten even een hapje te gaan eten bij het nieuwe restaurant van het Stedelijk Museum. Eerst eten en dan de Kunst, dachten wij. Na een beetje moeilijk gedoe met een ‘aanwijsmevrouw’, want het was er stomdruk, mochten wij plaatsnemen. Ja, zelf zou ik een andere tent uitgezocht hebben, maar ik volgde braaf mijn vriendin. Zo’n type ben ik nu eenmaal. Goed, na de lunch dachten wij dus eens een kijkje te gaan nemen in het betreffende museum. Maar nee, er stond een héél lange rij mensen en ook degenen met een museumjaarkaart moesten gewoon wachten. “Ja hee zeg, dat schiet niet op, hoor Els. Gaan we toch naar een ander museum…”
En zo kwamen we bij het van Gogh. Eerst dachten wij dat het gesloten was, want er stond bijna niemand. Maar nee hoor, we mochten er gewoon in. HIEP HOI! Het geluk begon ons eindelijk weer toe te lachen. We genoten dan ook. Er waren schilderijen en tekeningen van van Gogh, die ik nog nooit gezien had en mooi werk van tijdgenoten. We hebben daar een behoorlijke tijd rond gelopen. Toen wij moe gekeken waren, besloten wij met de tram terug te keren. Daar op het Centraal dronken wij samen nog een beker chocolademelk en gingen zo langzamerhand onze perrons opzoeken.
Om 17.39 ging mijn trein van spoor 11 a. Wij namen innig afscheid, nog nietsvermoedend roltrapte ik naar boven en keek waar 11 a was. Nergens. Alleen 11 b. De trein naar Zwolle stond daar. “Die zal wel gauw vertrekken en dan komt de mijne naar Enkhuizen” dacht ik. Wat bleek bij navraag? Ik had héél ver door moeten lopen naar 11 a, waar inmiddels die trein al vertrokken was natuurlijk. Een half uurtje wachten dus. Nou ja, kan gebeuren, nietwaar? Ik bel Kwaster om mijn vertrektijd te melden. Maar nu beste mensen –als u nog leest tenminste- komt het allerstomste. En dat is niet de schuld van A’dam en ook niet van de NS, maar zuiver door mijn persoonlijke ezelachtigheid.
Ik kom bij ons station, ik druk op de juiste knop, de deur gaat niet open, ik druk nog een keer, zie te laat in het donker dat ik aan de verkeerde kant sta te drukken en … de trein rijdt verder met mij naar Enkhuizen. Ik raak niet in paniek, want het is mij –ook in het donker- al één keer eerder gebeurd. Ik bel weer het thuisfront m.n. Hans (Kwaster) en wacht kalm tot de trein weer terugrijdt. Ik hang met mijn snoet voor het raam om het perron van B. te zien en zowaar, de deur gaat open en ik sta weer op mijn bloedeigen station.
Het is intussen wel wat later geworden… vindt u het gek dat ik een beetje moet mopperen? Nu, wat dagen later kan ik er wel om lachen, hoor. “Je ziet het perron toch?” vroeg Kwaster nog eens verbaasd. “Nee, niet in het donker, niet snel genoeg”, zei ik verontwaardigd. Nou ja, zelfs een ezel stoot zich …”, u kent het spreekwoord, maar ik…?? Jawel, rustig. O Thérèse toch, wie doet nu zo iets? Hahahahahahaha…
Moppermoppermopper …
Altijd als ik eens een dagje in Amsterdam kom, begin ik zomaar enigszins te zweven van geluk. Ik let niet op de rommel bij het Centraal, maar zie een leuke schutting ervoor staan. Ik hoor en zie allerlei trams op het plein staan en rijden met hun tringende belletjes en ik denk: “Ha Amsterdam!” Het is reuze druk maar ik voel mij happy bij een groen voetgangerslicht met dat geluid erbij “tik tik tik tik” (kent u dat? Is voor blinden, geloof ik). Dat alles belooft een leuke dag te worden. En dat is het tot nu toe ook altijd geweest. Tot vrijdag jongstleden.
Ik had met mijn jeugdvriendin E. afgesproken, Els heet zij, wat zal ik nu ook moeilijk doen? Er heten tenslotte zoveel mensen Els, nietwaar? Het zou mij niks verbazen als u zelf ook een Els kent, ja toch? Wij kennen elkaar al van de 6e klas lagere school, maar dat tussen haakjes. Enfin, wij drinken eerst een kopje koffie en besluiten te voet naar het Museumplein te gaan. “Wat is het hier altijd druk!” merkt mijn vriendin op. En ja, volgens mij is het vandaag (een vrijdag) zelfs extra druk, té druk eigenlijk. We lopen verder en komen op de Dam. “Getver en het stinkt hier ook al”, zeg ik. We lopen verder over het Rokin in de hoop dat het daar wat rustiger is dan in de Kalverstraat. Iets rustiger wel, maar lawaai, lawaai! We kunnen elkaar bijna niet verstaan, verdorie. We komen bij de Munt, slaan de Vijzelstraat in om op de Keizersgracht museum van Loon te zoeken, maar … helaas ik ben het nummer vergeten en die grachten zijn heel lang, hoor! En niemand heeft van dat museum gehoord. Nou dan maar naar het Stedelijk of het Rijks. We zullen wel zien dus. Maar in die Vijzelstraat, lieve mensen, daar is het een leven als een oordeel! Zijn ze bezig alle voegen van alle huizen daar uit te schrapen of wat… ???
………………………………………….. Morgen vertel ik verder, als u dat nog wilt horen tenminste.
“Arm Amsterdam, wat hebben ze met je gedaan? Een drukte, een lawaai en nog stinken ook; wat is dat nou? Waar is trouwens mijn zwevende geluksgevoel gebleven?”
Fotograferen is leuk
Jullie weten wel hoe véél en vaak ik fotografeer, hè? Om 12 uur, op een wandeling, ik maak foto’s van kater Koos, van de kleinkinderen, van rare stillevens, van achtergebleven voorwerpen, nou ja, van een heleboel. En nu maakte ik gisteravond wat foto’s van een rood haakseltje, een gek raadseltje voor facebook, dacht ik zo, maar tegelijkertijd kwamen er merkwaardige dingen in beeld. Wat het nu precies was, wist ik zelf niet eens. Maar ik drukte op het knopje en ziedaar. Zomaar wat geheimzinnige foto’s.
Wat wij dachten
“…hoewel… ook wel lekker rustig weer”, dat waren mijn gedachten in mijn laatste logje. Hoe anders zou alles lopen, ha ha! Wij gingen zaterdagochtend naar mijn zus en zwager in het zuiden om de allerlaatste dingen na de dood van ons moeder te regelen en te bespreken en daar ook gezellig te lunchen met zwagers eigengebakken broodsoorten. Daarna zou een rustige avond en zondag volgen. Dachten wij. ’s Avonds ging de telefoon. “Wij komen morgen gezellig naar jullie toe. Het is al zo lang geleden dat wij bij jullie waren … ja, overdag zijn jullie weg, wij vinden het wel, ja de bedden… doen wij wel, hoor. Maak je maar geen zorgen, tot morgenavond!” klonk het uit Gorkum. En ach, het was eigenlijk beestachtig gezellig. Zondags bijvoorbeeld was iedereen wat aan het doen, de kinderen speelden druk en luidruchtig, erbovenuit probeerde zoon M. Joop Visser te beluisteren, zoon A. deed wat werk op zijn laptop,L. bestudeerde iets psychologisch, ikzelf zat op de bank wat te prutsen en Hans kookte wat eitjes voor bij het ontbijt. Een uiterst lawaaierige maar toch vredige sfeer heerste er. Op dat moment voelde ik mij volmaakt gelukkig, lieve lezers.
Oma vertelt …
Nog even over Mare haar verjaardag. Op haar school hebben ze de traditie dat ieder kind soms een logeetje mee naar huis krijgt. Als alles goed gaat, maakt de logé (een of andere knuffel) alles mee, wat er zo al in het gezin gedaan wordt. Tevens is de bedoeling dat je, als papa of mama, er een foto van maakt. Ik vind dat een goed idee. Beter dan een kringgesprek ‘an sich’, want de foto verduidelijkt al veel. Zo hoeft zo’n arm schaap niet zo veel te vertellen en uitleggen. Mare had een logé, die wij al kenden van een vorige logeerpartij, toen er geschaatst werd afgelopen winter. Flip heet hij, Dat wist ik niet meer. Een bijzonder fotogeniek kereltje, vonden wij kennelijk, want er waren aardig wat foto’s van hem gemaakt. Kijk, dit is hij. Eenmaal met een Tirolerhoedje (van Rein), vervolgens met de derde (?) medaille van Mare, Flip in een innige omhelzing en last but not least op de schouders van Mare haar vader, ook al gecharmeerd van die lieverd.
Ja, ik grijp maar even terug, want het is een beetje saaie tijd, vindt u ook niet? Hoewel… ook wel lekker rustig weer.
Vreemd
Weet u, ik kijk niet erg veel televisie. Kwaster (Hans) schakelt meestal en ik luister zo’n beetje mee. Maar nu viel mij laatst zomaar opeens wat op. “Hee”, dacht ik, “Ik hoor bij de E.O. bijna nooit meer iemand het nog over ‘de Here Jezus’ hebben. Dat is vreemd…”
Een al té smakelijk gesprek
“Zeg Kwaster, weet jij wat er allemaal voor taartjes en gebakjes zijn? Ik bedoel echte, van vroeger weet je wel? Bossche bollen, tompoezen, mokkataartjes? Blauwe en paarse en rooie cupcakes, dat vind ik niks”. Ik vraag dit aan Kwaster, omdat ik met mijn verjaardag een pakket cadeau heb gekregen om ‘de heerlijkste hapjes’ te haken. Maar nu ik eenmaal de smaak van taartjes te pakken heb –om te haken dan, hè- wil ik meteen maar voor de kleinkinderen een boel soorten haken, zodat zij bakkertje kunnen spelen, of theevisite of ‘toen ik jarig was en trakteerde…’ (zelf verzonnen, niet gaan googlen, hoeft niet) of wat dan ook. Ik heb er al vijf (5) klaar; is nog te weinig om leuk te kunnen spelen. “Nou, ik zal eens wat opzoeken”, zei mijn Kwaster. “Aha, hier heb ik het al. Bij vruchten gebak slagroom, o wat een kleuren, die vruchten ananassen, aardbeien, kersen, bessen en dan die cake erbij, ook veel kleuren, kijk een laagje roze, bruin chocolade, wit van slagroom mmmm…. mjam mjam, hee ik stop er even mee”. Ik hoef niet hard te denken wat hem gebeurt. Het water loopt hem in de mond. “Hahahaha”, zeg ik, “jij denkt waarschijnlijk, niet HAKEN, maar MAKEN, die lekkere dingen”. En gelijk heeft hij wel. Wie is er nu zo stom om die dingen van katoen te maken? “Waar ben ik nu weer mee bezig?”, dacht ik vanochtend opeens, toen ik wakker werd. Het wordt de hoogste tijd dat ik weer eens ga schilderen misschien.
Idee
Krijgt u ook wel eens zo’n oerlelijke kalender cadeau, het zij van uw kaasboer of van de chinees of van de slager of uw supermarktje vlakbij? Kijk, die van de chinees, daar kan je eigenlijk niks mee, behalve dan penselen in rollen. Maar die anderen dan? Ik zelf heb bijvoorbeeld geen zin om steeds tegen varkenslapjes aan te kijken, maar het is een handige kalender met links én rechts een volle week, waarop je van alles even kan aantekenen. En gratis ook nog.
klik op foto Gisteravond kreeg ik opeens een lumineus idee. Ik had nog volop stickers liggen, ooit gekocht om op mijn vuilnisbak te plakken, maar toen weer vergeten. Nou, ik heb kalender royaal met bloemen beplakt, allerlei kleuren door en over elkaar, zelfs speels wat laten uitsteken en weg zijn de koteletten . En dat niet alleen, maar hij ziet er mooi en vrolijk uit. U mag mijn idee volgen, hoor. Ik bedoel het ook eigenlijk als tip, als suggestie zeg maar. Zo kun je eigenlijk heel veel dingen weer wat opfleuren, bedenk ik nu. Toch nog maar eens wat extra stickers meenemen, als ik in zo’n winkel kom.
De 7e verjaardag van Mare
…en gisteren hebben wij dat gevierd. Zeven jaar, een mooie leeftijd al. Een leeftijd waarop je bijvoorbeeld dwarsfluit kan leren spelen. Tenminste dat vond Mare zelf. Zij had tijdens de vakantie in Engeland zo iets gezien en dacht: “Ja, dat wil ik ook”. Na de felicitaties en de cadeautjes reden wij met z’’n allen in meerdere auto’s naar het Gorkums museum. Mare zat bij ons in de auto. Ik zat mij nog steeds ontzettend te verbazen hoe dat kind er al na één les überhaupt geluid uit kreeg en zelfs een klein beetje ‘Jinglebells’ kon spelen, zo ongeveer dan. “Mare, al na één les kan je al wat spelen… tjonge, wat goed hee!”zei ik bewonderend. “Nou Oma, eigenlijk twee lessen. De eerste keer wilde iedereen zien of ik dat wel kon …”, zei ze een beetje minachtend snuivend. “Nou ja” zei ik, “stel je voor dat papa en mama een fluit kopen en je kunt het niet. Wat dan?” Natuurlijk kan ik dat wel”, sprak zij met een zelfvertrouwen, wat ik vroeger graag zou hebben gehad.
Verder brachten wij een interessant bezoek aan het museum. We zagen twee tentoonstellingen, De Sixties en De martelaren (van Gorkum). Ook daar hebben wij allemaal van genoten, de Opa’s en de Oma’s, de papa en de mama en echt waar, de kleinkinderen even goed.. Een portie cultuur kan hen niet jong genoeg bijgebracht worden. Dat zien we maar eens.
P.S. Mare is geen prinses meer, maar koningin. Deze prachtige jurk kreeg zij van haar over-grootvader.