Wij hadden een leuke tijd met de kleinkinderen deze Kerst. Zij kwamen met heel veel spullen. Alle knuffels moesten mee, voor als zij gingen slapen. Cadeautjes hadden zij bij zich en winterjassen en toiletspullen en reservekleren en … nou ja noem maar op. Het verbaast mij altijd enorm hoeveel er mee naar binnen komt en natuurlijk ook weer weggaat. Papa Aron loopt dan altijd nog eens rond of zij alles wel bij zich hebben. Wij zwaaiden en ploften op de bank neer. Het IS leuk maar –dat zal niemand ontkennen- ook REUZE vermoeiend. Toen wij de volgende dag de boel opruimden, vonden wij nog twee onbekende tassen. Ach toch vergeten: van bij de andere opa en oma de dingen die overgebleven waren. Zoals geraspte kaas, schuimkoekjes (roze en witte) , zachte kaneelstaafjes, een pak melk, hee nóg een zakje met die overheerlijke schuimkransjes, die bij ons al lang op waren gegaan. “Die nemen wij 1 januari wel mee”, zeiden wij. ’s Avonds ging Hans vroeg naar bed en ik zat nog lekker wat te lezen. Maar opeens dacht ik aan die kransjes. “Ach, twee zullen zij niet missen”, dacht ik valselijk. En omdat niemand het zag, zette ik het zakje naast mij en begon te eten, tjonge, ik leek wel uitgehongerd. “Hansje”, zei ik beschaamd en vertelde wat ik gedaan had. “Ach, er is nog een zak, één is ook wel genoeg”, dacht hij. Ik was helemaal opgelucht en zat hier op de computer te vertellen van het Sprookjeswonderland. Ik tekende wat en kwam mijn gum halen in de kamer. Wat zag ik daar? Opa met een zak schuimkransjes naast zich en de zak was bijna leeg, haha.
Net wilde die ook aan de zachte kaneelstaafjes beginnen, met de woorden “die missen zij toch niet…” terwijl hij het busje niet open kreeg. “Dat is juist het enige wat ze zeker zullen missen” zei ik waarschuwend. Tja… nou vooruit dan, het kreng ging toch al niet open. “Hoe moet dat nu straks? Zeggen dat we het glad vergeten zijn dan maar?” Ja, dat leek Kwaster ook het beste. Dus als jullie nu ook niks zeggen, komen wij er goed van af. Maar als zoonlief dit logje leest –wat hij soms doet namelijk- zijn wij mooi de pineut. Erg hè? Je zult maar zulke grootouders hebben!