Afscheid

Thérèse zal hier niet meer schrijven.
Op mij rust de taak om hier wat te schrijven.
Vanochtend hebben we afscheid genomen van haar lichaam.
Haar persoonlijkheid leeft voort. Voor sommigen zal zij een vage herinnering blijven. Voor mij blijft zij mijn wederhelft.
De ongelooflijk vele reactie op internet en de tientallen brieven en kaarten die wij hebben ontvangen blijven misschien nog enige tijd onbeantwoord. Maar laat ik alle schrijvers verzekeren dat het haar heel goed heeft gedaan en mij nog steeds troost.

Ik houd deze pagina nog zo lang mogelijk “in de lucht” zodat ook nieuwe bezoekers kunnen genieten van haar bijzondere kijk op het leven en de wereld waarin zij geleefd heeft.
therese de vries 2
Hans Christiaan de Vries

Advertentie

Groene vingers

Een tijd geleden kreeg ik van echtgenoot Hans een prachtige in bloei staande plant cadeau, de zogenaamde Stephanotis. “O wat mooi Hans, maar uh… hij is wel moeilijk, hè?” “Och” zei echtgenoot, “je moet het gewoon zien als een bloemetje; dat hou je ook niet maanden goed”. Ja, dat was zo. Ik genoot van de mooie witte bloemen maar al na een weekje hield hij het voor gezien. De bloempjes vielen af en toen was het een doodgewone groene plant. Ik gaf hem geregeld water, keek af en toe of er nog wat aan zat te komen en toen dat niet kwam, vergat ik hem min of meer. Hij kreeg wel samen met de andere planten water en soms mest, hoor. En op een dag –zag ik het goed?- kwamen er nu knopjes aan of gewoon nieuwe blaadjes?

Ik wachtte af. En ja, het werden bloemknopjes en niet eentje maar nog meer. Had ik dan toch een klein beetje groene vingers? Opeens moest ik denken aan mijn schoonmoeder, lang geleden. Ik ontmoette haar voor het eerst. Wij bekeken de tuin en daarna gingen we naar de serre. “Hans, de Franciscea bloeit weer”, zei ze. “Kom maar eens kijken, Thérèse”. Ik stelde mij een prachtplant voor, maar al wat ik zag, was een sprieterig geval met één paarse bloem. Mijn schoonmoeder en Hans keken allebei bewonderend naar het ding en Hans vertelde trots wat voor een prestatie dit was. “Mama is heel goed met planten” zei hij.

Nu had ik zelf ook aardig wat planten die het goed deden, maar deze was een moeilijke, begreep ik wel. Al die jaren heb ik gedacht dat ik helaas geen groene vingers had en ook heb ik nooit een Franciscea gekocht. En nu??  Hela hola falderaldera het is mij gelukt, een moeilijke plant opnieuw in bloei te krijgen. Hoera, hoera! Later zullen mijn kinderen vast zeggen: “Mama kreeg zelfs een Stephanotis weer in bloei, met heel veel bloemen. Mooi joh!”

Een lekker soepje

29386261_982299391921504_4525857052148153349_n

Bij het zien van een afbeelding van een lid van ons 12-uurfoto-clubje, zag ik vandaag een foto die mij plotseling aan iets geheel anders deed denken. Het is een herinnering van lang geleden maar het is een begrip geworden in ons gezin, zoals je dat soms hebt. Wij hadden een gezin met 5 kinderen, twee meisjes en drie jongens. Onze ouders gingen met vakantie en ik denk dat zij ons oud genoeg vonden om wat dagen voor onszelf te zorgen. Mijn tweede broer, Joop, was pas terug van een vaart met een tanker. Hij had gehoopt een wereldreis te gaan maken maar aangezien die boot alsmaar in een kringetje voer tussen Frankrijk, Engeland en Zweden , heeft hij de boot verlaten, is hij gedrost, heet dat geloof ik. Het gaf nog een heel gedoe, maar het is goed afgelopen omdat hij nog minderjarig was, denk ik. Er was één ding dat hij daar geleerd heeft en dat was chinees koken van een heuse Chinese kok. En gelooft u mij, dat was heel anders dan wij bij de Hollandse Chinees eten. Hij, mijn broer dus, was reuze trots en hij beloofde uitgebreid voor ons een diner te bereiden.  Wat hij allemaal klaar maakte, weet ik niet meer zo goed, maar de eerste gang was een soep, DE SOEP DER GODEN genaamd. U begrijpt wel dat wij allemaal smulden. Enfin, het leven ging door; we gingen naar onze diverse opleidingen, scholen  of werk  tot onze ouders weer terugkwamen. Wij gingen hen met z’n allen verwelkomen en waren blij dat zij gezond en wel weer thuis waren.  “Nou”, vatte mijn moeder alle verhalen samen, “ik ben blij dat het zo goed gegaan is en nu ga ik gauw wat te eten maken.” en zij ging de kelder in. Even later kwam zij met een nogal wit gezicht weer de kamer in en zei: “Er staat daar een pan met iets heel smerigs erin, wat is dat nou, getverjesses?”  Mijn broer Joop sloeg zijn hand voor zijn gezicht en zei: “Tja…helemaal vergeten, Mam. Ik kookte chinees en dat wás DE SOEP DER GODEN, ja nu niet meer natuurlijk. Zonde evengoed, het was een heerlijk soepje, Mam!”  Mijn moeder kon er op dat moment niet om lachen.

Een ezel is geen paard (2)

En dan nu over mijn ervaringen met een paard. Ik was, denk ik, een jaar of elf toen ik –op mijn eigen verzoek- les kreeg op het paard van mijn vader, Indra genaamd. Een mevrouw Toos Smeele, die paarden en paardrijdende mensen schilderde om aan de kost te komen, de paarden voor haar plezier ‘afreed’ als de eigenaren geen tijd hadden, gaf mij les. In het begin buiten op een open plek in het bos. Mijn vader was er ook bij. “Klim er maar op”, zei mijn lerares en lachte hartelijk toen het mij niet lukte. Ik was en ben trouwens nog steeds maar klein van stuk. Mijn vader hielp mij een handje en daar zat ik, jonge jonge wat hoog! Ik pakte de teugels en moest proberen ‘in lichte draf’ te gaan, op en neer wippend gelijk met het paard, zal ik maar zeggen. Tot mijn stomme verbazing ging het louter vanzelf  – en óp en neer en óp en neer -, zalig was dat. “Je hebt feeling” riep mijn lerares enthousiast. Wat dat betekende, wist ik niet. Wij kenden in die tijd nog geen woord Engels. Dat is nu wel anders, maar goed.

Was alles nu maar zo doorgegaan, dan was ik helemaal gelukkig gebleven maar de lessen gingen door. Ik moest leren galopperen. Dat was andere koek. Ik vloog alle kanten uit, klemde mij wanhopig aan zijn nek vast, vermoed ik en het paard werd plotseling tegengehouden. Mijn vader en Toos overlegden.  Ik zag ze in de verte wijzen en er werd een touw –een lounge? – aan het paard gebonden, zodat hij er niet met mij vandoor kon gaan, begreep ik later. Ik werd toen wel wat angstig, dat begrijpt u wel. Maar het zou nog véél erger worden.

Het paard werd elders gestald en ik kreeg les in een wei met een hek erom heen. Mijn vader reed daar ook als hij niet naar het bos ging. Met nieuwe moed klom ik op Indra’s rug en daar gingen wij opnieuw  in ‘lichte draf’. Het ging weer helemaal goed en ik voelde mij in de zevende hemel  -en óp en neer, en óp en neer – tot … opeens Indra steigerde en ik … gelijk Dikkertje Dap met een vaartje naar beneden gleed:  BOEM AU.  Niet bezeerd, dan er gelijk weer op, werd mij gezegd. Ik reed een rondje, het ging goed, hoewel steeds op een bepaalde plek het paard met mij op zijn rug door de stekelbosjes manoeuvreerde. “Laat zien wie er de baas is”, riep mijn vader, die het lesgeven nu zelf deed. Maar het feit was daar: het paard was mij duidelijk de baas. Hij voelde goed dat er maar een kind op zijn rug zat, denk ik. Zo sukkelden wij nog een tijdje door. Het paard steigerde op onvoorziene momenten en ik lag weer eens op de grond. “Hij is geplaagd door kinderen en is nu zenuwachtig geworden; daarom schrikt hij soms van een paaltje…”  legde mijn vader uit. Ik keek de wei eens rond en zag héél veel paaltjes … en zo kwam er een eind aan mijn paardrijlessen helaas. Ik werd té bang. Vele jaren later hoorde ik mijn vader vertellen over dat paard en echt waar, ik hoorde hem zeggen:  “Indra, o die rotknol”.  Ik kon mijn oren niet geloven.

Tekening van mij; lijkt niet op Indra, maar het IS een paard.

Een ezel is geen paard (1)

 “Nee allicht niet, wat een domme opmerking”, zult u zeggen.   “Ho ho”, zeg ik dan op mijn beurt. “Het is mijn gevoel dat hier spreekt.  Ik heb namelijk ervaring met ezels én met één paard. Ik zal het u proberen te vertellen. De allereerste keer –ik was nog heel klein, misschien drie jaar of zo- , logeerde ik bij mijn twee geleerde ongetrouwde tantes, die het altijd verschrikkelijk leuk vonden, als ik kwam. Zij beijverden zich elkaar te overtreffen in mij te verwennen wat ik mij vanzelfsprekend lekker liet aanleunen. Nou ja, toen besefte ik dat nog niet zo, maar ik vond het er heerlijk. Zij woonden in Den Haag en geregeld namen zij mij mee uit, bijvoorbeeld naar de eendjes in de Hofvijver en …naar Scheveningen.

Dáár mocht ik op een goede dag op een ezel plaatsnemen en ik mocht op hem rijden. Natuurlijk had een man de ezel vast maar goed, ik zat en reed een heel eind langs het water. Ik was totaal niet bang, en nam ook maar node afscheid van die lieverd, werd mij later verteld. Ik heb er ook een foto van, maar daar ga ik nu niet naar zoeken.  Toen kwam de geschiedenis met het paard, maar daarover in het vervolg, namelijk deel 2.

Nu eerst de tweede keer op een ezel. Dat was járen later. Ik was op vakantie met mijn ‘reisvriendin’ en dit keer zaten wij gezellig op Rhodos. Wij wisselden de dagen wat af, een halve dag luieren, zwemmen en zonnen en de andere helft –ná de siësta – ondernamen wij wat. Zo gingen wij op een dag naar Lindos, een heel hooggelegen stadje. Je kon gewoon naar boven klimmen of je kon een ezel huren, de taxi van Lindos genoemd. Aangezien mijn vriendin niet zo goed ter been was, besloten wij een ezel te nemen. Het kán zijn dat zij gezegd heeft dat ze het een beetje eng vond, maar dat heb ik niet gehoord. Wij waren toen nog superslank allebei, een geluk voor onze ezels. En hopla, daar begonnen wij aan de reis. Even voor de duidelijkheid: één man moest beide ezels en dames begeleiden. Mijn ezel begon rustig te klimmen, maar achter mij hoorde ik zachte gilletjes. Ik keek om en onze begeleider snelde naar de andere kant, omdat mijn vriendin nogal scheef aan het zakken was. Hij duwde haar weer rechtop, zij gilde harder en gleed de andere kant uit. Enfin, gelukkig had hij aan mij geen kind, want ik vertrouwde er op dat de ezel zelf niet in de afgrond wilde storten. Ik vond het wel zielig voor mijn vriendin, maar er was toen niets meer aan te doen. Later vertelde zij hoe bang zij was geweest en nog veel later hebben wij enorm de slappe lach gehad, ook van opluchting waarschijnlijk”.  

Tip: ga nooit op een ezel als u geen goede zit heeft of een beetje bang uitgevallen bent.

 Droge naald ets, Ezel van Artis. Bovenaan een iets donkerder afdruk.

 

Weet u nog …

15589812_1256748484400367_8785847184794499551_n15590201_1256737497734799_6342604437005752759_n15590435_1256742717734277_3318448071521136110_nWeet u nog dat spelletje “Alle vogels vliegen…?”   IK zal uw geheugen even opfrissen. Eén iemand had de leiding en riep: “Alle vogels vliegen” en als je vond dat het klopte, stak je gauw je handen omhoog. En dat ging in een rap tempo verder: “Alle mussen vliegen, alle eenden vliegen, alle apen vliegen…”enz. Stak je bij alle apen vliegen je handen omhoog was je AF. Tot er eentje overbleef en die was de winnaar. Wat er verder dan gebeurde, weet ik niet meer zo goed. We deden dat spelletje e.a. vooral op verjaardagsfeestjes en een lol dat we hadden…. ! Ja, dan verlang ik wel eens naar die tijd, dat je geweldig plezier had om de kleinste dingen. De leraren en leraressen vonden dat minder, hadden daar weinig begrip voor en stuurden wat giechelkonten de klas uit. Regelmatig stond ik dan ook in de gang, maar goed, ik kon nu eenmaal slecht mijn lachen inhouden.  En mijn lachen was ook nogal aanstekelijk en dus zat er niks anders op.

15622086_1256731347735414_8389838629572867047_n15895078_1291196200955595_8342866535341379333_n15726959_1277186149023267_2326292558016375144_n16832240_1342953885779826_5401873092730682925_n

Dat alles kwam opeens in mij op, toen ik vanmiddag braaf een sneeuwuil zat te etsen. Misschien kunt u dat spelletje ook weer eens doen, is echt heel leuk. Ik ga nu even kijken hoeveel vogels ik in mijn etsenverzameling tot nu toe heb. Ze staan namelijk allemaal in een album op Facebook, maar… niet iedereen doet aan FB, dus speciaal voor jullie ‘de vogels’.

15541501_1256716074403608_7414318948489919864_n…en een dood vogeltje (Boeli zijn schuld)

Klik op foto voor groter

Gezellige praatjes

Laatst op een gezonde wandeling heb ik alweer kennis gemaakt met een hondje en zijn bazinnetje. Dat komt zo, voor zover u het nog niet weet, vaak als ik een hondje zie, dan vraag ik of ik even een paar foto’s mag maken. Meestal zie ik een mengeling op iemands gezicht van verbazing maar ook van trots. Het mag bijna altijd. Al doende vertel ik dat ik een tekencursus volg  (niet echt gelogen, vind ik) en meestal vertelt de bazin wat van haar hond en er komt (bijna) altijd een gezellig praatje van. De laatste mevrouw, die ik ontmoette, zei dat haar hondje een Tibetaanse spaniel was, dat het een heel oud ras was, die bij de monniken in Tibet daar iets met de gebedsmolens deden en de wacht hielden en zo raakten wij dus in gesprek. Zij vertelde dat zij ook wel eens tekende en zo liepen wij gezamenlijk op huis aan, want zij scheen vlakbij mij te wonen. Dit alles doet mij opeens aan mijn vader denken. De hond van mijn zusje kwam daar vaak logeren en mijn vader was verbaasd dat opeens allerlei mensen met hem in gesprek raakten, alleen maar omdat zij ook een hond uitlieten en elkaar dan vaak tegenkwamen . Als de hond weer thuis was, miste hij de lieverd erg maar ook de gezellige buurtpraatjes.

Wat heeft dat nu met mij te maken? Nou, ik loop zonder hond en toch heb ik vaak met deze of gene een aardig gesprek. “O deze hond heeft veel meegemaakt, hoor; is net op tijd gered…” ook zulke verhalen komen mij ter oren. En thuis begin ik te tekenen, de laatste was dus een Tibetaanse spaniel, die een klein beetje bang was voor hoge geluiden, die van mijn camera bijvoorbeeld. En omdat hij uit Noorwegen kwam, heette hij Knut. Een stoere naam hè voor zo’n klein hondje. Kijk, dit is hem. Misschien teken ik hem nog een keertje, want ik heb nog één  foto van hem, recht van voren, is wel moeilijk. We zullen wel zien. Deze is alvast klaar.

blog-005

Naar Haarlem

blog-024 blog-009Afgelopen vrijdag waren wij met vrienden gezellig een dagje uit. We gingen naar Haarlem waar Hans (Kwaster) en onze vriend Menno zijn geboren en getogen (wat dat ook is?)  De bedoeling was dat de mannen samen gezellig zouden gaan nostalgeren en kijken of hun scholen er nog stonden en hun geboortehuis en zo het een en ’t ander, tegelijkertijd samen hun ervaringen uitwisselend, want dat is leuker dan in je uppie. De dames (Lies en ik) mochten ook mee, mits wij ons zelf een tijd zouden vermaken. Daar hadden wij geen enkele moeite mee, hoor.  Lies wist aardig de weg in Haarlem zodat wij nergens naar hoefden te zoeken.

blog-005Wij liepen door de grote Houtstraat met deftige winkels,  sloegen af naar de Gierstraat, waar leuke kleine winkeltjes zijn, liepen een hofje in, nou ja, een hof zeg maar, waar wij werden aangesproken door een booskijkend oudje*, kwamen op de grote Markt, waar in het stadhuis kunst was, die wij aandachtig bestudeerden, kregen toen wel wat honger, ploften neer bij de Korenbeurs, waar wij koffie bestelden, maar waar… ze geen een normaal broodje hadden. Er waren alleen (harde) broodjes met bijna een hele warme maaltijd erop en laat ik nu trek hebben in een eenvoudig broodje kaas. Ik meldde dit aan Lies en toen de juffrouw zei dat zij inderdaad geen broodje kaas hadden, zei Lies kordaat dat we dan wel ergens anders heen gingen. We dronken onze koffie nog wel even op en gingen verder op zoek.

blog-016Later hebben wij ons weer bij de heren gevoegd, nog wat meer kunst gekeken en toen vonden wij het wel genoeg, want wij voelden onze voeten. “Blijven jullie gezellig bij ons eten? Ik heb het zo klaar, ik heb er eigenlijk op gerekend”, zei onze gastheer. Nou, dat vonden wij ook heel leuk en zo aten wij nog heel lekker en praatten er nog een eind op los. Zo, dat was een gezellig daggie, vonden wij met z’n allen.

*Oud vrouwtje hangend uit een raam“Apies kijken zeker?”  Lies: “U bedoelt?”  Vrouwtje: “Nou, zomaar hier wat rondgluren…”  Lies: “U vindt dat vervelend?”   Vrouwtje: “Ja natuurlijk, en maar naar binnen kijken, bah – dat is toch vervelend, nee vind ik niet leuk”.  Lies: “Nou het is een mooi hofje maar we gaan al weer. Dag mevrouw.”   Vrouwtje zegt niks.  Thé: “Nou, hier kom ik niet wonen, hoor Lies!  En we keken nota bene niet eens ergens naar binnen”.

 

Dromen

blog 004Dromen zijn bedrog, zeiden ze vroeger. Haha, mooi niet, denk ik zelf. Vannacht droomde ik van Gijs, Gijs Royaards, die een paar maanden geleden overleden is. Een kunstenaar met wie wij al meer dan 25 jaar bevriend waren. Ik vertelde het aan Hans. “Het was helemaal Gijs, Hans. Hij zou ‘even’  iets voor mij uitdraaien en het duurde en duurde… Gijs had nooit haast, integendeel.  jij ging intussen naar huis en hij vertelde  dat hij ziek was en niet meer zou genezen en opeens begon hij te huilen en legde zijn koppie tegen mij aan”.  Zo namen we afscheid in mijn droom, dat is ontroerend toch? Een mooie droom.  Later zal ik nog wat meer over Gijs bij leven vertellen, help mij herinneren, zei mijn lieve moeder altijd.

De wonderjaren

blog 017Ik ben vandaag naar het museum van de 20e eeuw in Hoorn geweest. Het is vanaf het station een heel eind lopen en daarom doe ik dat het liefst met mooi weer. Dat was het dus vandaag. Er is daar een tentoonstelling ‘De Wonderjaren’. Het gaat over de jaren vijftig, de periode van de wederopbouw. Er is over die tijd heel veel te zien. Meubels, speelgoed, boeken, tijdschriften, keukens en kookspullen,kleding en heel veel foto’s waarin de tijd van toen herleeft. Voor de wat ouderen is het een tentoonstelling waarbij je steeds denkt: “O ja, dat was zo, goh, dat kon mijn moeder wel zijn. Ja, zo’n badpak had ik ook enzovoort. Voor de jongeren is het ook leuk al die dingen van vroeger te zien. Bovendien wordt hen gevraagd wat voor eten ze vroeger niet lekker vonden, wat hun lievelingsboek was en nog meer van die dingen en dat kunnen ze op een briefje schrijven en opprikken. Het is grappig om er wat van te lezen. Ik las bijvoorbeeld ‘snotlof’ waar iemand witlof bedoelde –ik zie het voor mij- en ook las ik: …álles wat mijn moeder kookte… niet zo aardig voor die onbekende moeder die vast haar best deed. Dus voor wie daar een reis voor over heeft, het is beslist de moeite. Bovendien ligt het museum op een buitengewoon mooi punt aan de Hoornse haven.

blog 018blog 015blog 019blog 021blog 022blog 023blog 031

O ja, dat ben ik nog vergeten. Op de heenweg moest ik opeens heel nodig naar de toilet –kan gebeuren, nietwaar?- en ik nam na dat geregeld te hebben, plaats op een terrasje aan de Appelhaven of Bierkade, dat weet ik nu even niet. Zij hadden de rode loper voor mij uitgelegd, jawel en ik zat daar heerlijk in het zonnetje. Voor de eerste keer dit jaar. Goed, het is een eindje lopen, maar je passeert menig café met een terras, zoals het Veerhuys, de Hoofdtoren en de Volendammer, berucht omdat daar eens een man is vermoord! Ook passeer je een vishandel waar je allerlei broodjes kunt krijgen met haring, met zalm, met garnalen en noem maar op. Kortom je kunt er een echte uitgaansdag van maken.

blog 033