Gisterochtend werden we al vroeg wakker van een geheimzinnig gepiep. “Hans” zei ik, altijd in de veronderstelling dat echtgenoot het wel zal weten, “wat piept daar toch zo akelig?” En… hij wist het inderdaad, want hij was al gaan kijken buiten. “Dat is zo’n ding wat omhoog en omlaag gaat en ze brengen een kerstverlichting aan…” Ik zuchtte eens en sliep weer door. “Wat vroeg” mompelde ik nog, het in het midden latend of het vroeg in het jaar was of vroeg voor deze ochtend. Nu hebben we ieder jaar kerstverlichting in de etalage aan de overkant, dus ik verbaasde mij nergens over.

Wat later stond ik op en keek naar buiten. “Huh, wat krijgen we nu??” vroeg ik mij vol verbazing af. Ze waren bezig de hele gevel vol te hangen met lichtjes; het begon zelfs een beetje op de Bijenkorf te lijken, hier in ons eigen dorp. Vol verbazing ging ik naar beneden en daar kon ik het nog beter zien. Het begon zelfs al een beetje op die film te lijken, de Christmas Vacation van de Griswolds, die kent u wel hè? Wij keken vroeger altijd. “Hans, ik moet toch wel een beetje lachen, hoor. Wat een feestverlichting! Geweldig! Daar mogen wij twee maanden van genieten. Wat leuk! We hoeven zelf niks meer aan versiering te doen,uh … alleen de Kerststal plaatsen, datheb ik aan Rie beloofd, dus dat doe ik.”. Ik maakte een foto en verder wachtten wij het donker af voor een betere .
“O o wat een verlichting, “prachtig, schitterend, wat een uitzicht. Hoe vind je dat, Hans?” zei ik. “Nou lieverd, als die lampjes vanavond niet uitgaan, kunnen wij onze lol wel op, met die bovenramen van ons” antwoordde Hans. “Nee, tegen twaalven gaan ze uit natuurlijk” zei ik opgewekt en ik lachte nog maar eens in mij zelf. “O wat mooi, zo iets heb ik nog nooit meegemaakt”. Het werd avond en later en later. “Dadelijk gaan ze heus wel uit, hoor; ze kunnen toch zeker niet de hele nacht branden…” mompelde ik, al een beetje minder zeker van mijzelf. Het werd twaalf uur, iets over twaalf, half één –Hans was inmiddels naar bed gegaan- en de duizenden lampjes bleven branden. Hans had natuurlijk helemaal gelijk. Zouden de verlichte rendieren met slee, de sneeuwmannen, de Kerstbomen en sterren en wat ‘dies meer zij’ dan állemaal ALTIJD maar blijven branden? Als wij naar bed zijn dus ook? Ik wist het niet. Ik had nooit tegenover een buitenslee met rendieren gewoond. Ik dacht dat men de boel netjes uitdeed voor het naar bed gaan. Ik ben er helemaal confuus van, mensen. Wat zou dat wel niet kosten en hoe moet het met het milieu?? Als heel veel mensen dat zomaar doen dan, hè? Goeie hemel…”