…snuf brrrrrrrrrr *toetert eens flink in de zakdoek* ….Ik zal proberen verder te gaan met wat de kabouter mij allemaal vertelde, beste lezers. Er is daar n.l. ook een soort van crisis ontstaan. Ik zal het u uitleggen. Vroeger, nog niet eens zo lang geleden, deden de kabouters alles zelf. Zij hadden geen winkels nodig en geen apotheken, geen dokters en geen zusters, geen –peuten, geen schilders, geen timmermannen en weet ik wat allemaal niet. Het ging er lekker ouderwets aan toe. De mannen schilderden en timmerden alles -ja, echt waar, zonder een Gamma of een Delta- huisjes, stoeltjes, banken, bedjes en krukjes; de vrouwen kookten, wasten de kleren en samen verzorgden zij hun kindkaboutertjes, vertelden hen verhaaltjes en … nu komt het: zij sponnen wol en breiden sokken en mutsjes, jurkjes en broekjes. De mannenkabouters waren beter in spinnen, de vrouwtjes in breien. Waarom dat? Ik zou het niet weten. Maar altijd kwamen de jongere kabouters met nieuwe ideeën. Dat heb je nu eenmaal met dat jong spul. Die denken de wereld te kunnen veranderen, maar meestal gaat dat wel over. Dan komt het stadium waarin ze zich schamen. Gauw, gauw draaien ze de boel weer terug en wordt (bijna) alles weer als het oude vertrouwde. Het hoort erbij, ook in het kabouterleven. Maar nu was er iets gebeurd, waardoor alles in het honderd liep. Men wilde namelijk ‘creatief’ worden, ‘scheppend’ bezig zijn, niet gewoon voor een verwarmend kookvuurtje dennenappels rapen, maar om er iets aparts mee te doen, een krans maken bijvoorbeeld om die aan de deur te hangen. Zouden ze dat bij ons, mensen, gezien hebben? Ik vrees van wel. Ik zie aan zoveel deuren een krans hangen en echt niet alleen in de Kersttijd. En de een wilde de dingen nog mooier maken dan de ander. Iemand maakte een typisch ‘diezain’ ledikant, maar vergat dat er wel minstens één kabouter in moest passen om lekker te kunnen slapen. En zo ging het van kwaad tot erger. De schoolkabouterjeugd vond een sok breien ‘ontzettend ordi, man’ en knoopte een totaal onnut kleed voor aan het plafond, blauw met witte en zachtgrijze wolkjes en hier en daar een ballonnetje, een rooie, een gele en zelfs een gestippelde. Het was leuk, ja zelfs erg leuk, maar totaal onnut.
Ik hoorde dat allemaal geduldig aan, beste lezers en u ook, hoop ik en breide jachtig verder. Ik werd er zogezegd wat zenuwachtig van. “Ho ho ho!”, riep de kabouter ineens. “Ik ben geen giraf, hoor. Zó’n lange nek heb ik niet … En ja, kijkt u zelf maar. Ik had in de zenuwen toch een eind gebreid, zeg! “Mijn vrouw zal het misschien toch wel lekker warm vinden…”, zei de kabouter peinzend. Enfin, het verhaal is ook al lang geworden. Het is bedtijd voor u. Morgen hoort u van de nieuwe plannen en de stichting i.o. (in oprichting), die –hoe kan het ook anders’- Help de kabouter zal gaan heten, als het doorgaat tenminste. Tot morgen (of evt. overmorgen) want morgen heb ik een drukke dag)